Stamboek reglement

STAMBOEKREGLEMENT  KLASSIEK GELDERLANDER PAARDEN STAMBOEK

INHOUDSOPGAVE

Artikel 1:     Inleiding

Artikel 2:     Stamboek, registerboek, hulpboek, veulenboek/hulpveulenboek en I&R-boek.

Artikel 3:      Inschrijving.

Artikel 4:      Registratie in stamboek, het registerboek of hulpboek.

Artikel 5:     Registratie veulens

Artikel 6:     Registratie merries.

Artikel 7:     Registratie hengsten.

Artikel 8:     Registratie hulpboek.

Artikel 9:     Registratie paardgegevens.

Artikel 10:   Bewijs van registratie.

Artikel 11:    Afgifte duplicaat bewijs van registratie.

Artikel 12:    DNA-onderzoek.

Artikel 13:   Overtreding.

Artikel 1 – Inleiding

  1. Dit reglement wordt vastgesteld en gewijzigd met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van de Statuten.
  2. Op grond van artikel 2 van de statuten wil het KGPS het Nederlandse Klassieke paard in stand houden met de daarvoor goedgekeurde bloedlijnen. Paarden ingeschreven in de stamboekregisters van Sgldt, Sgrt en het originele register van NWP voeren 100 % Klassiek bloed. Voor zover de afstamming van de paarden daarop niet teruggaat voeren ze geen klassiek bloed.
  1. Reproductietechnieken die bijdragen aan het in stand houden en terugfokken van de originele bloedlijnen van het Klassiek Gelderlander paard zijn toegestaan met inachtneming van de Nederlandse wetgeving op dit terrein. Reproductietechnieken waarbij enige vorm van genetische modificatie van het DNA plaatsvindt zijn uitdrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 2 – Stamboek, registerboek, hulpboek, veulenboek/hulpveulenboek en I&R-boek.

  1. Het stamboek van het KGPS wordt onderverdeeld in
  2. een stamboek voor Klassieke paarden;
  3. een stamboek voor Edel-Klassieke paarden;
  4. een registerboek;
  5. een hulpboek;
  6. een veulenboek/hulpveulenboek
  7. een I&R-boek.
  8. Er wordt uitgegaan van één hoofdstamboek dat is onderverdeeld in twee gradaties op basis van bloedvoering t.n. Klassiek en Edel-Klassiek.
  9. In het register worden paarden ingeschreven die niet voldoen aan de bloedvoeringseis voor het Edel-Klassiek, maar door hun afstammin en exterieur een bijdrage kunnen leveren aan het fokdoel van het KGPS door nakomelingen te leveren die in het Edel-Klassiek kunnen worden ingeschreven en door bij te dragen aan het voorkomen van inteelt.
  10. In het veulenboek worden veulens van geregistreerde, goedgekeurde en/of erkende paarden ingeschreven. In het hulpveulenboek worden veulens geregistreerd die afstammen van niet goedgekeurde hengsten, maar waarvan wel de afstamming bekend is. Veulens zonder bekende afstamming worden in het hulpboek geregistreerd.
  11. Het I&R-boek is een chipregister voor paard achtige die geen deel uitmaken van de stamboekpopulatie van het KGPS, maar een paspoort hebben via het stamboek. Het KGPS is verplicht deze dieren in te schrijven.

Artikel 3 – Inschrijving

  1. Alleen de eigenaar van een paard kan een paard doen inschrijven in het stamboek, het veulenboek/hulpveulenboek, het registerboek, het hulpboek of het I&R-boek.
  2. Bedoelde inschrijving en een nadien volgende wijziging van de registratie geschiedt alleen nadat de eigenaar de hieraan verbonden kosten aan het KGPS heeft voldaan.

Artikel 4 – Registratie in stamboek, het registerboek of hulpboek.

  1. Tot registratie in een stamboek, het registerboek of het hulpboek wordt overgegaan na:
  2. identificatie van het dier
  3. berekening van het Klassieke bloedaandeel
  4. het voldoen aan de rasstandaard
  5. Voor registratie in een stamboek dient een paard te voldoen aan de volgende rasstandaard.

Rasstandaard

  1. een middelgroot paard met een stokmaat vanaf 1.60 meter en een pijpomvang vanaf 21 cm. Merries die niet ouder zijn dan 5 jaar en niet aan de 1.60 m. kunnen voldoen, kunnen voorwaardelijk gekeurd worden en later bij hermeten goed gekeurd worden.
  2. alle kleuren zijn toegestaan inclusief bont.
  3. in verschijning een massaal, elegant, harmonisch gebruikspaard dat over veel bodem staat.
  4. fokdieren moeten over een duidelijke geslachtsuitdrukking beschikken.
  5. een markant, uitdrukkingsvol hoofd met grote vriendelijke ogen.
  6. bovenal een gewelfde hals, die goed bespierd is en voldoende hoog uit de borst komt met een
    goede lengte.
  7. een markante, lange maar vooral schuine schouder met een hooggelegen boeggewricht. Het
    hooggelegen boeggewricht is een typisch raskenmerk.
  8. een lange ver doorlopende schoft die voldoende geprononceerd is.
  9. een goed bespierde, voldoende brede rug.
  10. goede borst- en flankdiepte met een goede ribwelving, waarbij de ribdiepte naar achteren toe eerst iets groter wordt.
  11. een bespierde, licht hellende croupe die vooral veel lengte moet hebben. Bij Klassieke Tuigpaarden is een rechter kruis toegestaan.
  12. een harmonische aansluiting voor midden- en achterhand, middels brede licht gewelfde best bespierde lendenen.
  13. de lengte van de romp wordt zowel door voorhand, middenhand, en achterhand in 3 gelijke delen bepaald.
  14. de verhouding romplengte, rompdiepte en beenlengte is al 2:1:1 in deze vaste verhouding gewenst. Voor  bovenbeenlengte : pijplengte geldt de verhouding 3:2.
  15. een krachtig, bij het lichaam passend fundament, met forse vlakke gewrichten en platte brede pijpen, goed gevormde harde hoeven, met van achteren gezien een goede parallelle beenstand, en van opzij bij een vierkant opgesteld paard een loodlijn getrokken van het zitbeen naar de grond, die samenvalt met de achterlijn van de pijp. Van voren gezien staan de voorbenen ook parallel aan elkaar. De doorgetrokken middellijnen van achter kootbeen en schenkel elkaar snijden in een hoek van 90 graden. Het voorbeen mag niet onderstandig staan, bokbenig of hol. De doorgetrokken middellijn van de bovenarm maakt  met de doorgetrokken middellijn van de voorkoot ook een hoek van 90 graden. De hoekingen van de boeg en achterhand ter hoogte van het zitbeen maken eveneens een hoek van 90 graden. Al deze hoeken van 90 graden dienen in een zodanige stand te staan, dat een horizontaal getrokken lijn door het snijpunt van deze hoeken 2 gelijke helften van 45 graden oplevert. Zie toelichting schets. Alleen zo kan het lichaam de krachten tijdens gebruik het beste opvangen met de minste energie en de minste belasting voor spieren, banden en pezen. Dit betekent minder kans op blessures en overtraining en dus zeer in het belang van het welzijn van het paard
  16. tactmatige, ruimgrijpende basisgangen. Stap 4-takt, draf 2-takt en galop 3-takt. De beweging in draf en galop zal met natuurlijke oprichting en balans energiek en swingend met draagkracht getoond worden. Er moet voldoende knieactie zijn, wat in het bijzonder geldt voor de tuigtypen die met hoog verheven in balans zijnde gangen zich moeten laten showen. Hier moet de natuurlijke aanleg al zichtbaar zijn.
  17. door het gewenste vermogen de gewrichten van de achterhand meer in te buigen het zogenaamde “gaan zitten” ontstaat een rijzend front met een vrij uit de schouder werkend voorbeen.
  18. gewenst is een paard dat duidelijk de wil om te werken en te plezieren uitstraalt.
  19. een ongecompliceerd, toegankelijk, inzetvriendelijk paard dat door zijn optreden en gedragingen en zeer goede karaktereigenschappen met een uitgelezen temperament zich presenteert en daardoor zo min mogelijk gevaar oplevert voor zowel de gebruiker als samenleving..
  20. goede gezondheid, psychische belastbaarheid, vruchtbaarheid, soberheid, alsmede vrij van erfelijke gebreken.
  21. inzetbaar als sportpaard, zowel aangespannen als bereden, als gebruikspaard, en om zijn uitgelezen karakter als showpaard, therapeutisch paard, voltigepaard, politiepaard en als fokdier.

 

Indien bij een paard erfelijke gebreken en/of gebreken die het welzijn van het paard beïnvloeden

worden geconstateerd, zal dit vermeldt worden in het dossier van het paard.

  1. Het is niet mogelijk dat een paard vanuit het hulpboek wordt geregistreerd in een stamboek of het veulenboek.

Artikel 5 – Registratie veulens

  1. In het stamboek worden veulens opgenomen die voldoen aan de volgende voorwaarden:
  2.    een originele dekbon van een erkend stamboek dient te worden overlegd.
  3. de minimale bloedvoeringseisen
  4. Indien niet een originele dekbon van een erkend stamboek kan worden overlegd is men verplicht door middel van DNA-onderzoek de afstamming van het veulen aan te tonen.
  5. In het geval van twijfel kan voor tot registratie wordt overgegaan een DNA-onderzoek worden verlangd om de afstamming van het veulen aan te tonen.
  6. De naam van een hengstveulen dient te beginnen met de beginletter van de vader. De naamgeving van een merrieveulen is vrij.
  7. Een stalnaam mag worden gevoerd na aanvraag. Dubbele stalnamen zijn niet toegestaan.
  8. Veulens worden geregistreerd in het Veulenboek dat dezelfde indeling heeft als de oudere dieren qua bloedvoering en afstamming. Nakomelingen van niet goedgekeurde hengsten worden geregistreerd in het Hulpveulenboek, dat dezelfde indeling heeft als de oudere dieren qua bloedvoering en afstamming.
  9. Van nakomelingen van niet goedgekeurde hengsten kan een DNA-onderzoek worden geeist.
  10. Per jaar zullen minimaal 5 veulens op DNA onderzocht worden.

Artikel 6 – Registratie merries

  1. In het Stamboek worden merries opgenomen die voldoen aan de volgende voorwaarden:
  2. een origineel afstammingsbewijs van een erkend stamboek dient te worden overlegd om de
    afstamming aan te tonen. Indien niet hieraan voldaan kan worden, wordt een DNA-onderzoek
    verlangd om de afstamming aan te tonen;
  3. merries dienen te voldoen aan de minimale bloedvoeringseisen;
  4. merries dienen te voldoen aan de rasstandaard van het KGPS genoemd in artikel 4 lid 2.
  5. Voor opname in het stamboek voor Klassieke paarden geldt de bloedvoeringseis dat het paard minimaal 75 % Klassiek bloed moet voeren. ( maximaal 6.25 % Hackneybloed)
  6. Voor opname in het stamboek voor Edel-Klassieke paarden geldt de bloedvoeringseis dat het paard minimaal 50 % tot 75 % Klassiek bloed moet voeren. ( maximaal 12.5 % Hackneybloed)
  7. Voor opname in het Registerboek komen paarden in aanmerking die een volledige of gedeeltelijke afstamming hebben, maar niet voldoen aan de minimale eisen voor de stamboeken voor Klassieke en Edel-Klassieke paarden.
  8. Paarden jonger dan drie jaar worden geregistreerd in het Veulenboek of in het Hulpveulenboek indien het paard afstamt van een niet goedgekeurde hengst. Het Veulenboek en het Hulpveulenboek hebben dezelfde indeling als de oudere dieren qua bloedvoering en afstamming. Vanaf driejarige leeftijd kunnen merries worden aangeboden voor definitieve opname in het stamboek en kunnen predikaten eventueel behaald worden.

Artikel 7 – Registratie hengsten

  1. In het Stamboek worden hengsten opgenomen die voldoen aan de volgende voorwaarden:
  2. een origineel afstammingsbewijs van een erkend stamboek dient te worden overlegd om de
    afstamming aan te tonen. Indien niet hieraan voldaan kan worden, wordt een DNA-onderzoek verlangt om de afstamming aan te tonen.
  3. hengsten dienen te voldoen aan de minimale bloedvoeringseisen.
  4. hengsten dienen te voldoen aan de rasstandaard van het KGPS genoemd in artikel 4, lid 2.
  5. Voor opname in het stamboek voor Klassieke paarden geldt de bloedvoeringseis dat het dier minimaal 75 % Klassiek bloed moet voeren.( Maximaal 6.25 % Hackneybloed)
  6. Voor opname in het Edel-Klassiekboek geldt de bloedvoeringeis dat het dier minimaal 50 % tot 75 % Klassiek bloed moet voeren. ( maximaal 12.5 % Hackneybloed)
  7. Voor opname in het Registerboek komen dieren in aanmerking die een volledige of gedeeltelijke afstamming hebben, maar niet voldoen aan de minimale eisen voor het Klassiek en Edel-Klassiekboek.
  8. Paarden jonger dan drie jaar worden geregistreerd in het Veulenboek of in het Hulpveulenboek indien het paard afstamt van een niet goedgekeurde hengst. Het Veulenboek en het Hulpveulenboek hebben dezelfde indeling als de oudere dieren qua bloedvoering en afstamming. Vanaf 3-jarige leeftijd kunnen hengsten worden aangeboden voor goedkeuring voor de dekdienst. Ruinen kunnen vanaf 3-jarige leeftijd worden aangeboden voor stamboekopname in het stamboek.
  9. Goedgekeurde hengsten dienen door middel van DNA-onderzoek te worden gecontroleerd op afstamming.

Hengsten goedgekeurd bij een ander erkend stamboek kunnen worden aangeboden voor erkenning. Ook zij dienen voor  hun karakter minimaal een 8 te behalen. Hengsten in de Europese Unie welke aan de eisen voor het stamboek voor Klassieke paarden of het stamboek voor Edel-Klassieke paarden voldoen kunnen erkend worden indien zij voldaan aan:

  1. de betrokken hengst in een Europees-erkend stamboek is goedgekeurd.
    b. de afstamming door het KGPS is goedgekeurd.
  2. het karakter aan de eisen van het KGPS voldoet.
  3. de hengst een positieve bijdrage aan de fokkerij kan leveren.
  4. de hengst aan bloedverversing bijdraagt.
  5. Hengsten die aan deze eisen bepaald in artikel 7 lid 6 voldoen worden gerekend tot de

fokpopulatie van het KGPS.

Artikel 8 – Registratie hulpboek

  1. In het hulpboek worden paarden opgenomen die voldoen aan de volgende voorwaarden:

– een onbekende afstamming

– dieren dienen te voldoen aan de rasstandaard van het KGPS.

– correcte bouw en zonder erfelijke gebreken.

– het dier dient te worden geïdentificeerd.

  1. Dieren jonger dan 3 jaar worden geregistreerd in het Hulpveulenboek. Paarden die drie en ouder zijn kunnen vanuit het hulpboek in het stamboek worden opgenomen, mits men voldoet aan de eisen van het stamboek. Gaat men deze paarden kruisen met paarden uit het Klassieke bloed en / of Edel-Klassieke bloed, dan kunnen de nakomelingen opgenomen worden in het juiste boek, dit afhankelijk van hun bloedpercentage.

Artikel 9 – Registratie paardgegevens

  1. Van een in te schrijven paard worden de navolgende paardgegevens geregistreerd:
  2. Naam en levensnummer
  3. Chipnummer
  4. Kleur en aftekeningen
  5. Geslacht
  6. Stokmaat en pijpomvang
  7. Geboortedatum en geboortejaar
  8. Naam en adresgegevens van de fokker
  9. Naam en adresgegevens van de eigenaar
  10. Afstamming met 5 generaties
  11. Behaalde predikaten

Artikel 10 – Bewijs van registratie

  1. Als bewijs van registratie in een stamboek, het registerboek en het hulpboek wordt door het

stamboekbureau een gewaarmerkt bewijs afgegeven, welke bewijs eigendom blijft van het stamboek.

  1. Het bewijs van registratie vormt geen bewijs van eigendom.
  2. Het bewijs van registratie is geldig voor de duur dat het geregistreerde paard in leven is.
  3. Bij verkoop van een geregistreerd paard behoudt het bewijs van registratie alleen zijn geldigheid indien het bewijs van registratie aan het stamboekbureau wordt geretourneerd en het paard door het stamboekbureau op naam van de nieuwe eigenaar wordt geregistreerd.
  4. Indien het paard overleden is, wordt het bewijs van registratie binnen drie werkdagen na het overlijden van het paard aan het stamboekbureau per aangetekende brief met bericht van ontvangst geretourneerd.

 

Artikel 11 – Afgifte duplicaat bewijs van registratie

  1. Een duplicaat van een bewijs van registratie wordt alleen verstrekt wanneer degene aan wie het bewijs van registratie is verstrekt op goede gronden aannemelijk kan maken dat het origineel is gestolen of verloren gegaan.
  2. Het bestuur van het KGPS kan verlangen dat tevens een kopie van een aangifte bij de politie wordt overgelegd.
  3. Er zal navraag plaatsvinden bij zusterstamboeken of er reeds een bewijs van registratie is afgegeven.

Artikel 12 – DNA-onderzoek

  1. Het bestuur van het KGPS kan bepalen dat geregistreerde paarden aan een DNA-test worden onderworpen om duidelijkheid te verkrijgen over hun afstamming.
  2. Indien alsdan blijkt dat het DNA-profiel niet overeenstemt met de opgegeven afstamming, kan het bestuur van het KGPS:
  3. de afstamming wijzigen;
  4. de registratie ongedaan maken;
  5. Per jaar zullen minimaal 5 veulens op DNA onderzocht worden.

 

Artikel 13 – Overtreding

  1. Elke overtreding van dit reglement kan tuchtrechtelijk worden bestraft met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de Statuten en het Tuchtreglement van het KGPS.